Die zomer
De straten waren zo heet, van een afstand leek het, of er water op lag, te wachten op de autobanden en de fietsers om ze al spetterend te verfrissen, maar helaas de straten waren kurk en kurk droog.
De stoplichten stonden bijna nutteloos te wachten op automobilisten, de weg was bijna leeg en akelig stil. Er waren die dagen veel branden geweest, mensen werden moe en minder oplettend van de warmte en apparaten om het binnen koel te houden werden overbelast.
Tanja, reed die dag op haar scooter naar haar oppasadres en werd overvallen door de hitte, zag door de zon ineens geen hand meer voor ogen en schepte mij.
De straten die even er voor zo leeg waren vulden zich nu met kijkers en een ambulance en politiewagens. De hitte die ze afgaven was enorm. Het meisje op de scooter lag op de grond, maar ze leek het goed te maken, ze sprak nog en de mensen die zich over haar bogen leken niet verontrust. De gezichten die boven mij hingen zagen er zorgelijk uit, al probeerden ze dat te verbergen, vermoedde ik. Een man van in de vijftig nam de leiding, haalde alle pottenkijkers bij me weg en riep: “niet aankomen, niet verslepen, maak een grote cirkel om haar!” De man keek me vaderlijk aan en zei met stoere kordate stem dat het allemaal goed zou komen, dat ik nu maar even moest vertrouwen op hem en alles kon overlaten aan de hulpverleners, alles komt goed, alles komt goed. Dat was het laatste dat ik hoorde en langzaam gleed ik in een met mist gehulde koude tunnel.
Wat er aan vooraf ging was dat kinderen al weken zaten te wachten op de grote wagens van circus Kroonbergen, vanaf het moment dat de aanplakbiljetten op de zuilen werden geplakt, was het nieuwe gedeelte van het dorp in rep en roer. Een prachtige jonge vrouw aan de trapeze, met half ontblote borsten, met op de achtergrond, leeuwen en tijgers en een clown, met een grappig doch intrigerend gelaat en dat alles in vele sprekende kleuren. Kinderen zeurden aan ouders om te mogen kijken en later werd het oude gedeelte van het dorp ook bevangen door de koorts.
Was het de mooie dame die zo bevallig aan haar enkels aan een trapeze hing ondersteboven, waren het de wilde dieren, of was het gewoon een hang naar ouderwetse knusheid en saamhorigheid? Niemand wist het, maar al weken was er een circuskoorts.
Johan Zandmeer, was al weken bezig met zijn puisten te dopen in een mengsel van citroen en sperma, hij had van vrienden gehoord dat hier je puisten van verdwenen. Hij werkte in de bakkerij van warme bakker Suikerbrood & Zonen en was van plan zijn grote liefde Mirjam te vragen voor de eerste voorstelling van het circus. Alleen hij moest nog heel wat moed verzamelen, want hij had haar nog nooit aangesproken, laat staan dat ze wist dat hij gek op haar was. Hij had zich voorgenomen zich eerst van zijn groene gif pukkels te ontdoen en dan de kans te wagen. Volgens zijn vrienden moest hij om het uur smeren, en dat gaf heel wat problemen in de bakkerij, want hoe doe je dat ongemerkt? Hoe neem je telkens die tijd voor je zelf, knijp je een citroen uit, trek je jezelf af en mengt het mengsel en smeer je het op je gezicht, zonder dat andere mensen dat later aan je zien?
Twintig minuten na het ongeluk met de scooter waren de wagens van het circus gekomen. In de snikhete zon, liep een verlepte clown, met een rare bolhoed voor de eerste wagen. Mannen en jonge jongens keken reikhalzend uit naar de schaars geklede dame aan de trapeze, maar al wat ze zagen, geen rondborstige dame. Het was een bonte stoet van slecht onderhouden vrachtwagentjes die in een slakkengang vanuit het naburige dorp kwamen aanstoffen. De walm en stank van de wagentjes was niet te harden en wie hem bezat, greep naar zijn zakdoek, of wendde al hoestend het hoofd af.
De zon scheen intens fel, dodelijk en schroeiend en het asfalt begon zo te stinken dat mensen bang waren dat het aan hun schoenzolen smolt, maar niemand wilde het schouwspel missen, een ongeluk op klaarlichte dag met gewonden en het treurige circus, dat druipend, stroperig het dorp binnen smolt. Tussen de wagens liep een soort van stalmeester en hij blies op een gedeukte, doffe saxofoon, schrille niet afgemaakte, maar juist afgeknepen noten vulden de weg van het dorp, weerkaatsten tegen de huizen en werden weer teruggegooid op de weg, echo, echo, riepen de kinderen.
Hoofden keken plots als in een beweging omhoog, een helikopter zocht boven het dorp naar een landingsplaats. Dat men mij daarin stopte kan ik nu nog niet geloven, vrijwillig zou ik dat nooit doen, zo eng. Ik was van de wereld en weet me pas weer iets te herinneren……….ja, vanaf wanneer wist ik eigenlijk dingen weer?
Het dorp was bijna gesmolten, de autootjes van het circus kleefden aan het asfalt, de helikopter nam mij mee naar een ziekenhuis en verdween als een stipje achter de wolken en de kinderen jengelden en keken lusteloos, de sensatie was verdwenen en het circus was een lachertje. Geen knappe rondborstige dame, geen roofdieren, maar een armzalige kale verzameling van landlopers, dat zagen zelfs de kleinste kinderen.
Ongeveer 30 kilometer verder waren mannen in aparte witte pakken in paniek, ze holden van sluis naar sluis en wisten niet meer wat ze moesten doen. Ze hadden al jaren aangegeven dat de centrale op was, vervangen moest worden, maar de eigenaar wilde de centrale niet stilleggen omdat er anders vele miljoenen verloren gingen. Regelmatig was er een noodstop geweest, lag het stil maar tot een echte sluiting kwam het nooit de politiek bemoeide zich er mee en elke keer werd er toch weer een vergunning af gegeven en moest de bejaarde reactor uit 1958 toch weer doordraaien. Wat heel raar was, want het was niet nodig, niet voor de medische doeleinden en niet voor onderzoek naar energie, voor alles was al een betere oplossing gevonden.
Drie vrienden die al jaren samenwerkten in de reactor hadden al een lange tijd een vluchtplan klaar. Mocht het misgaan, dan lag er een zeewaardige boot klaar achter de dijk dicht bij zee. Ze wisten als geen ander hoe gevaarlijk het werd als het mis ging en nu was het goed mis. Het aan de bel trekken had nog nooit geholpen. Ze hadden het vermoeden dat het nobele, dat de reactor ooit had gehad, het leren hoe schone energie op te wekken en het produceren van medische radio-isotopen al lang niet meer de kerntaken behoorden. Dat dit meer een dekmantel was, want de tijd had het op deze manier van werken allang achterhaald.
Die dag was de stroom uitgevallen en het aggregaat dat het moest overnemen weigerde. Het was aardedonker in de reactorgebouwen en de zaklantaarn die op een afgesproken plaats moest hangen was verdwenen.
Dit was het begin van een meltdown, het ergste wat ooit zou kunnen gebeuren en nu gebeurde het. Eenmaal buiten holden ze sneller dan de wind naar hun boot. Tijdens het lopen pelden ze zich helemaal af, hun kleding bleef als een sliert, een spoor een ketting achter hen liggen. Ze belden niet naar huis, ze sloegen geen alarm, geen tijd te verliezen.
Het was een rare dag, veel dorpelingen zaten die avond teleurgesteld bij de tv en keken een onbeduidend spel met een presentator die zichzelf zo leuk vond dat het van het scherm afspatte. Johan Zandmeer werkte die avond bij Suikerbrood & Zonen, helpen met de broden bakken voor het dorp voor de volgende dag. Treurig traag deed hij zijn werk. Hoe moest het nu verder? Zijn giftige puisten waren aardig afgezakt, maar met zijn “meisje” naar het circus gaan, was in het water gevallen, wie wilde nou in hemelsnaam naar zo een armoedige voorstelling? Hij dacht in wanhopige cirkels. Hij had echt gedacht dat als hij haar vroeg mee te gaan naar het circus, ze zo blij zou zijn, want het circus was in zijn ogen het toppunt van uitgaan, romantiek en een geweldige gelegenheid om haar te kussen, of een tandje minder, haar hand vast te houden. Ze zou het uitje niet weigeren, want het hele dorp had het over niets anders gehad dan het circus, maar sinds de wagentjes het dorp binnen waren gereden, wilde niemand meer, het circus dat hun dorp aandeed, was een treurig stel verklede landlopers.
Eigenlijk zou je aan niets kunnen merken dat het onheil boven de provincie hing. Het was broeierig heet en klam, de deuren en ramen van de huisjes stonden open en kinderen jengelden en vrouwen mopperen over mannen die over de bril hadden geplast. De kleintjes werden naar bed gebracht en wilden geen verhaaltjes meer horen over clowntjes en wilde dieren. Tieners stonden niet meer op hun kamer voor de spiegel een acrobaat na te doen, heel wat zeepbellen waren uiteen gespat en niemand, nee, niemand kon vermoeden dat wat hen boven het hoofd hing zo dreigend was dat ze zouden gaan gillen en hollen als ze er ook maar iets van hadden begrepen.
In het café van Oude Nol zaten een man of twintig. Schouders omlaag, gezichten dicht bij het glas en een peukje tussen duim en wijsvinger geklemd. Er werden flauwe grappen gemaakt over de dame aan de trapeze. Nol zelf maakte de meeste grappen. “Weet je waarom Miss trapeze geen boezem heeft? Haar bollen zijn uit haar bloesje gerold toen ze ondersteboven hing!” De kroeghangers lachten melig omdat het maar moest, Nol helpen met de sfeer, leverde nog wel eens een extra consumptie op of een compliment over je bedrijf of je daden, dus ze deden maar wat mee, tot er plotseling een krakerig geluid te horen was, een soort chips geluid, maar dan anders en het kwam uit het jasje van Piet de Poorter…………………………………. als een blok draaiden alle hoofden naar Piet, wat was dit?
Op het terrein van Piet de Poorter lag altijd een enorme berg schroot, van alles kon je er vinden, oude auto’s, profielen van ramen, bakken van happers en oude archiefkasten. Piet, haalde alles aan huis op en kwam bij veel bedrijven in de buurt de oude rommel opruimen. Je zag hem dagelijks rijden met zijn wagen volgeladen met ijzer. Piet was een bezienswaardigheid in het dorp, hij was een neuslepelaar. Waar je Piet ook zag, hij zat altijd met zijn vingers in zijn neus, keurde de waar die uit zijn neus kwam al betrof het een bijna opkoping van schroot en al naar gelang de toestand van het snot, at hij het op, of smeerde het aan zijn broek. Zijn neusgaten waren door de jaren heen behoorlijk groter geworden en lubberden en bewogen als hij door een kuil reed, maar ook als hij met zijn Mientje de liefde bedreef, angstig keek Mien dan in die grote donkere gaten en soms was ze wel eens bang in die enorme gaten gezogen te worden als hij dicht boven haar hing en zwaar en vlug naar adem hapte.
Piet, zat zijn biertje te drinken bij Oude Nol en hield een klein apparaatje vast, een rekenmachinetje, daar leek het nog het meeste op. Hij had het altijd bij zich, want je wist maar nooit wat je opkocht en veiligheid ging boven alles. Het apparaatje gaf een heel hoog getal aan en hij wist wat dit betekende, maar hij kon het gewoon niet geloven, het moest vast stuk zijn.
Maar het liet hem toch niet los, overal waar hij kwam, had hij het bij zich gedragen, nooit ging het alarm af zoals die avond in de kroeg, de avond dat het circus in het dorp was gekomen, de getallen waren zo hoog geweest. Hij had het krakende geluid toen moeten afzetten, want het stopte maar niet en elke keer als hij het apparaatje had gepakt en uittestte begon het weer angstig te kraken. Als het waar zou zijn wat er aangegeven werd zou hij gaan hollen, maar hij was tot de conclusie gekomen dat het stomme ding stuk was. Met een zucht haalde hij met de mouw het zweet van zijn voorhoofd en stopte zijn wijsvinger weer in de neus, hij lepelde er rustig op los, dat kalmeerde zijn gemoed.
Het circus kwam en ging, de hete zomer maakte plaats voor de herfst en winter en heel veel mensen waren ziek. Het begon op een dag met roodheid, het leek wel alsof alle dorpelingen te veel en te lang in de zon hadden gezeten, maar niemand deed dat natuurlijk die zomer, want de zon was gewoon te warm geweest, dag, na dag, na dag. Daarna kwam de haaruitval, maar niemand maakte zich daar druk om, want dat is altijd zo in de zomer, moeders hielden dan borstels vol haren in de handen en wisten, de herfst komt er aan, we krijgen ander haar. Maar het werd erger en erger. Daarna kwam de diarree, het wc-papier was niet aan te slepen en heel wat mensen liepen op straat met een bruine vlek in de broek, want het was niet te stoppen.
De kapper had het erg druk, eerst deed men er geheimzinnige over, want haren verliezen is niet leuk, maar dit werd ernstig, hele lokken hield men in de hand zelfs na een voorzichtige kambeurt en nog voor de winter was het hele dorp kaal. De kapper werd toen werkloos.
En dan was er nog de geheimzinnige verdwijning van de jongens van de vrijwillige brandweer die in de kerncentrale verderop werkten. Die waren zomaar op een snikhete dag nooit meer thuisgekomen van hun werk en drie vrouwen met kleine kinderen waren radeloos. Sommige gaven het circus de schuld, ze wisten zeker nog te weten dat vanaf die dag alle ellende was begonnen. De drie mannen verdwenen, het ongeluk met de scooter en de ziekte van alle dorpsbewoners.
Johan Zandmeer ging op een avond bij Oude Nol in het café zijn eerste biertje halen buiten de deur. Nol stond zelf achter de bar en keek op naar zijn nieuwe klant. “Zo kerel, wat mag het zijn?” Johan bestelde een beetje zenuwachtig zijn eerste biertje in een café en heel schattig sloeg zijn stem een beetje over. Oude Nol altijd klaar voor een grap riep keihard zodat alle aandacht op hem gevestigd zou worden: “bier? Heb je dan al haar op je pikkie?” Johan stotterde dan hij afgelopen vrijdag 18 jaar was geworden.
Alle kale hoofden draaiden zich om naar Nol en Johan droop af richting flipperkast. “Sorry!” Riep Nol nog wegkijkend en dodelijk met de situatie aan. ”Sorry, ik was het effe helemaal vergeten van die klote situatie hier in het dorp.” In het hele dorp was geen haar meer te bekennen, zelfs niet in de schaamstreek. Johan kreeg zijn biertje en werd in de armen van de kroeggangers gesloten en had toch nog een fijne avond.
Het verlopen, armetierige circus was die winter gestrand in België. Normaal gesproken was er net genoeg geld om de dieren te voeren, de doktersrekeningen te betalen en het hoognodige aan de tent en andere attributen te repareren, maar nu lag dat anders. Er was een groot geldgebrek. De directeur was in de herfst van dat jaar ziek geworden, zag eerst heel rood, toen scheet hij steeds zijn circusbroek vol en daarna werd hij kaal en zeer mager. Zijn droge hoest vulde zijn woonwagen en het toezicht op zijn personeel en dieren moest hij overlaten aan zijn ex-vriendin, Stella de vrouw met de baard.
Stella was de enige die hij vertrouwde. Ooit had hij haar aangenomen voor de kassa, die ze voorheen om beurten bemanden, maar regelmatig klopte de kas niet en was het moeilijk het loon uit te betalen, er was vaak een bedrag te kort en hoe dat kwam, hij had er geen vinger achter gekregen. Na Stella haar komst liep het op rolletjes, dat wijf was goudeerlijk en de geldproblemen waren opgelost. Omdat het toch wel een dure kracht was voor weinig werk, kreeg ze ook een act, maar wat ze Stella ook probeerden te leren, het werd niks, geen gevoel voor de bal, geen aansluiting met de dieren, al waren de dieren wel dol op haar. Geen evenwichtskunstenaar en zelfs geen aangever als bij clowntje.
Daarom werd Stella de vrouw met de baard, zorgvuldig werd die er elke avond opgeplakt en God wat had ze er een hekel aan, want de lijm was heel gemeen prikkend en schrijnend op de huid en na de voorstelling huilde ze van de pijn als de baard verwijderd werd, haar huid had dan aan een nachtje te kort om te herstellen, maar een andere oplossing was er niet, overleven was het motto van alle mensen in die oude verschoten tent.
Maar het allerergste vond Stella het wel, dat als ze niet oppaste, mannen maar wat graag in haar boezem grepen, want de bezoekers oud en jong wilden wel weten of die borsten echt waren, nooit greep men naar haar baard, altijd naar haar borsten, vernederend vond ze dat, kerels waren net beesten, maar dan valse beesten, stinkend en goor, zonder liefde en met alleen maar lust in die priemende, bloeddoorlopen ogen.
Er was natuurlijk wel een handje vol aardige mannen, maar die deden niet zo zot, die lieten haar in haar waarde. Net als haar baas, de directeur die nu zo ziek was. Het was een goede man, alleen na een poosje bij hem in de woonwagen te hebben geleefd, stikte ze bijna in de mannenwereld, van shag en rommel, van domme onbenulligheden en onwetendheid en van een man die te lang alleen had geleefd. Hij gromde als hij klaarkwam en viel dan als een blok bovenop haar in slaap. Hij miste de warmte, de kennis van het genot bij de vrouw, de kunst van de intimiteit. Jammer, want hij had een goed hart, maar sokken aanhouden in bed en denken dat een vrouw een zwagerschap kon tegenhouden met een gebedje naar Maria en voor het liedje de kapel te verlaten, nee, dat ging haar te ver naast al die andere dingen die haar waren tegen gaan staan, wel jammer, want wat had ze graag een klein popke gehad.
Bakker Suikerbrood & Zonen bleef die dag dicht, een haastig geschreven briefje hing tegen de deur aan de binnenkant geplakt met: wegens ziekte gesloten! De bakker was ziek, zijn vrouw was ziek en hun stagiaire ook en Johan hun laatste hoop, was die avond er voor nog gekomen om het brood voor de volgende dag te bakken en wilde juist beginnen, maar viel al hoestend op de grond. Hij gaf bloed op en het zag er vreselijk eng uit, zo een lieve jongen, in zijn witte pak, badend in het bloed. Hij had al een week de zaak draaiende gehouden en omdat overdag niemand de verkoop kon doen, deed hij dit er ook nog bij de eerste uren, tot de meeste mensen het brood hadden gehaald en daarna kon men het achterom halen, als men keurig het bedrag gepast in een potje deed. Maar er kwamen steeds minder klanten.
De dokter kon niet komen, die was met de noorderzon vertrokken en het gekke was, een ambulance kwam ook niet na heel veel bellen. Heel voorzichtig werd Johan toen maar op het bedje naast de muur met de ovens gelegd, het noodbedje voor drukke dagen, als het zo druk was, de bakker te moe was om naar boven te gaan en nu kwam het goed uit. Johan, had een rare blik in zijn ogen en de bakker wist niet hoe snel hij de moeder van Johan moest bellen.
Overal in het dorp waren doodzieke mensen en men begon zich nu na al die maanden toch wel af te vragen wat er aan de hand kon zijn. Sommige mensen waren in het plaatselijke ziekenhuis geweest met al hun klachten, maar die kwamen nooit meer thuis, binnen enkele dagen waren de meeste gestorven.
Een alerte dorpeling had de lokale tv gebeld, om eens te komen filmen en te onderzoeken wat er gaande was, maar helaas kwam men niet en het gekke was, het dorp kreeg het gevoel verstoten te zijn. Pakjes werden niet meer bezorgd en post kwam niet meer aan………..
Na de bakkerij sloot de school en het zwembad en werd het onderhoud aan de wegen en bruggen werd niet meer uitgevoerd, vuil werd niet meer opgehaald en langzaam maar gestaag werd het dorp overwoekerd, door vuil en de natuur. De geur die boven de huizen hing was zoet van bloed en zuur van het bederven. De mensen die nog in leven waren hadden de kracht niet meer om te vluchten en hingen ziek op hun bank of lagen in bed. Ze zagen daarom ook niet dat van alle richtingen zandwagen aan kwamen rijden. Betonmolens en heel veel werkvolk in witte pakken en mondmaskers voor.
Piet de Poorter was een van de weinige die nog op de been was en hij hing aan de bar bij Oude Nol. Omdat ze wisten dat het noodlot flink had toegeslagen en hun einde er ook aankwam, hadden ze besloten de hele voorraad op te drinken en ze haalden mooie herinneringen op.
Piet schokschouderde van het lachen en vertelde sappig over de dag, dat er een jonge pokdalige knul in de kroeg kwam en een biertje bestelde en dat Nol toen gevraagd had of hij al haar op zijn jeweetwel had. Ze proestten het weer uit. Nol zwaaide met zijn arm en vertelde dat hij helemaal vergeten was dat iedereen kaal was geworden en het grapje dus niet leuk was geweest. Wist je, begon Piet weer, wist je dat die knul elke dag zijn gezicht met sperma en citroen insmeerde? Nol viel bijna van zijn kruk van het lachen, hè? Hikte hij verbaasd. Pietje deed toen uit de doeken dat het was te zien geweest op de camera’s die de bakker had laten opgehangen na vele grepen in de kas en het missen van brood en ander baksel. Achteraf was Ka van Duren de dief geweest, dat had hem veel geld gekost en hij trapte Ka er uit en nam een stagiaire aan van de school der langzame kinderen, maar de camera’s bleven hangen en echt hij had ze overal en dan zagen ze regelmatig Johan de wc ingaan met een citroen, dan zat hij op de pot een citroen uit te persen, dan trok hij zich af op een plaatje van een blote Bertha en dan maakte hij er een mengel van en smeerde het op zijn gezicht. De bakker vertelde wel, dat hij daarna keurig heel goed zijn handen waste. Man, riep Nol, dat is tegen de puisten, dat deed ik vroeger ook! Piet moest nu zo hard lachen, dat hij van zijn kruk viel en niet meer opstond………
De zandauto’s en de betonwagens, rolden aan en op het einde van de dag, zag je niets meer van het dorp, het leek bouwgrond, rijp voor de nieuwe gebouwen en huizen, het dorp was platgemaakt, weg, verborgen, verdwenen, met mensen al dan niet levend onder het zand……….
De straten waren zo heet, van een afstand leek het of er water op lag, te wachten op de autobanden en de fietsers om ze al spetterend te verfrissen, maar helaas de straten waren kurk en kurk droog. De stoplichten stonden bijna nutteloos te wachten op automobilisten, de weg was bijna leeg en akelig stil. Er waren die dagen veel branden geweest, mensen werden moe en minder oplettend van de warmte en apparaten om het binnen koel te houden werden overbelast.
Tanja, reed die dag op haar scooter naar haar oppasadres en werd overvallen door de hitte, zag door de zon ineens geen hand meer voor ogen en schepte mij.
De straten die even ervoor zo leeg waren, vulden zich nu met kijkers en een ambulance en politiewagens. De hitte die ze afgaven was enorm. Het meisje op de scooter lag op de grond, maar ze leek het goed te maken, ze sprak nog en de mensen die zich over haar bogen leken niet verontrust.
De gezichten die boven mij hingen zagen er zorgelijk uit, al probeerden ze dat te verbergen vermoedde ik. Een man van in de vijftig nam de leiding, haalde alle pottenkijkers bij me weg en riep: “niet aankomen, niet verslepen, maak een grote cirkel om haar!” De man keek me vaderlijk aan en zei met stoere kordate stem dat het allemaal goed zou komen, dat ik nu maar even moest vertrouwen op hem en alles kon overlaten aan de hulpverleners, alles komt goed, alles komt goed. Dat was het laatste dat ik hoorde en langzaam gleed ik in een met mist gehulde koude tunnel.
Net na de klap met de scooter vertelde men mij veel later waren de wagens van het circus gekomen. In de snikhete zon, liep een verlepte clown, met een rare bolhoed voor de eerste wagen. Mannen en jonge jongens keken reikhalzend uit naar de dame aan de trapeze, maar al wat ze zagen was een bonte stoet van slecht onderhouden vrachtwagentjes die in een slakkengang vanuit het naburige dorp kwamen aanstoffen. De walm en stank van de wagentjes was niet te harden en wie hem bezat, greep naar zijn zakdoek, of wendde al hoestend het hoofd af.
De zon scheen niemand ontziend fel, dodelijk en het asfalt begon zo te stinken dat mensen bang waren dat het aan hun schoenen smolt, maar niemand wilde dit missen, een ongeluk op klaarlichte dag met gewonden en het circus, dat druipend, stroperig het dorp binnen smolt. Tussen de wagens liep een soort van stalmeester en die blies op een saxofoon, schrille niet afgemaakte, maar juist afgeknepen noten vulden de weg van het dorp, weerkaatsten tegen de huizen en werden weer teruggegooid op de weg, echo, echo, liepen de kinderen.
Hoofden keken plots als in een beweging omhoog, een helikopter zocht boven het dorp naar een landingsplaats. Dat men mij daarin stopte kan ik nu nog niet geloven, ik was van de wereld en weet me pas weer iets te herinneren……..ja, vanaf wanneer wist ik eigenlijk dingen weer?
Mijn vader en mijn moeder stonden aan het voeteneinde van mijn bed en huilden zachtjes. De artsen hadden overlegd, ik lag nu al zo lang in coma, men wilden hun dochter niet meer behandelen, het was zinloos het werd te duur en andere patiënten hadden deze dure plek hard nodig, mensen die nog een kans hadden, de kans die ze mij niet meer gaven, volgens de artsen was ik hersendood.
Langzaam drong de situatie tot mij door en ik wilde mijn ouders wenken, roepen, zeggen dat ik niet in een coma was, maar ze ontvingen mijn signalen niet. Het angstzweet brak me uit, was mijn hele dorp al weggevaagd door een meltdown, wilde men de enige overlevende ook nog vermoorden! Gelukkig hielden mijn ouders voet bij stuk, er kwam een rechtszaak die ze wonnen en al die tijd hield men mij in leven, al was het met tegenzin en de rechter bepaalde dat een hoogleraar uit België mij moest onderzoeken en na zijn bevindingen zou men weer verder kijken. Deze man kreeg mij weer helemaal op de been, ik was niet hersendood, maar was tijdelijk in een soort van droom waar ik zelf niet uitkwam, hij hielp me……. taal, evenwicht bewaren, gesprekken, spieroefeningen, leren rijden met een rolstoel, het leek wel of ik weer op school zat. Men was niet verbaasd dat ik een depressie had overgehouden aan de lange coma en tijdens een van de vele gesprekken tijdens de revalidatie kon ik ze uitleggen hoe ik dacht dat het kwam, dat ik het zo erg vond van de kernramp in het dorp en dat ik nog droomde van alle levend begraven mensen. Men dacht dat ik psychotisch was geworden en schreef bijna medicatie voor. De hoogleraar werd er weer bij gehaald en ik moest heel secuur vertellen wat ik dacht dat ik beleefd had. Over Piet met zijn krakende apparaat, over Johan met de sperma op zijn gezicht, over het circus met de armetierige artiesten. Over alle dorpsbewoners, die ziek thuis lagen of nooit meer terug kwamen na een ziekenhuisbezoek. Hij slaakte een zucht en gaf daarna een gil.
Het blijkt dat mensen in coma soms een eigen waarheid creëren, dan borduren ze verder op wat er is gebeurd en wat ze nog weten, omdat ze in een aparte situatie komen met vreemde geuren, angst en medicatie. De hersenen maken een eigen verhaal met de weinige capaciteit die er nog is volgens de hoogleraar.
De dag van mijn ongeluk was in 2001 en Nederland was ontsnapt aan een ramp, aan de kust van Noord-Holland bij het plaatsje Petten was het in een kernreactor bijna misgegaan, de stroom was uitgevallen en men nam de verkeerde beslissingen en een noodaggregaat was uitgevallen en de regels werden niet opgevolgd, gelukkig kwam het weer goed omdat de stroom weer aanging. Maar de reactor was op weg geweest naar een meltdown.
Dadelijk stopte de hoogleraar mij in zijn auto en reed me naar mijn dorp. Daar was alles nog zo als voor het ongeluk, de huizen, de mensen en de dieren. Oude Nol, stond een shagje te roken bij zijn kroeg en Johan liep buiten met, heeeeeee, hij had een meisje vast, arm om het meisje heen, wat leuk!
Ik was zo gelukkig. Ik wilde snel weer opknappen, nu wilde ik wel goed mijn best doen, ik had weer een thuis, mijn dorp, mijn lieve lieve dorp.
Nawoord: Ongeluk in Petten, kernrector, 2001 op weg naar een meltdown na stroomuitval, die oude hap uit 1958 draait nog steeds. ( schande )
Zilvertje. Mijn vervolgverhaal uit de oude doos
Mooi verwoord dat heftige verhaal Trudy.
Dankjewel Gemma, het was een vervolgverhaal, maar ik probeer ze nu allemaal weer op te zoeken en bij elkaar te plaatsen, want ik ben het hele overzicht kwijt.Hoop dat het wat beter met je gaat, het is heel koud he, maar gelukkig zon.
Heftig als je wordt aangereden, dan ben je afhankelijk van de goedheid van anderen.
Grote temperatuur verschillen zijn voor iedereen en alles een verzoeking.
Daar ging je dan de lucht in naar het ziekenhuis.
Het is dan bij oude Nol nog genoegelijk koel bier drinken, zolang het kan.
Dacht even dat je het verhaal dubbel had geplaatst. 🙂 Hans
Ja, het is een oud verhaal, kwam jaren geleden in deeltjes. Nu in een deel, ik orden mijn weblog.
Komt me niet bekend voor, vond het al een heel verhaal. 🙂
Vulde mooi de tijd, kon toch niet naar buiten.
Koud he, brrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrr.
Je bent het vergeten, je hebt toen bijna altijd gereageerd, je vond die jongen met die puisten maar niks. :^0
Oude Nol, is wel een leuke gast in dit verhaal vind ik, hij houd die mannen er mooi onder!
Wat een heftig verhaal Zilvertje. Ik krijg er koude rillingen van. Wat erg dat jou dit is overkomen. Gelukkig liep het veel beter af dan eerst verwacht. Je schrijft het hier wel op een heel mooie wijze van je af. In zoverre je zoiets ooit volledig van je af kan werpen. In ieder geval is het heel knap geschreven. Lieve groet en nog een fijne zondag.
Lieve Matroos, het gekke is, dit verhaal is niet gebeurd, wel de bijna kernramp in Petten in 2001, wel werd ik jaren later overreden door een brommer, maar dit verhaal was toen al geschreven en voor het brommerongeluk, had ook een auto mij overreden, dat is de pech als je geen auto meer rijdt voor het milieu. Begrijp je het nog, het vervolgverhaal Die zomer werd jaren geleden op mijn blog in deeltjes gepubliceerd en nu werk ik weer aan een nieuw, over mevrouw Tjalsma. ( deel 1 komt morgen )
Ach dat is altijd zo met schrijven, in 2006 was het denk ik had ik een vervolgverhaal over een man of vrouw, dat weet ik niet meer die verslaafd was, ik schreef toen bij een krant, nou hemel wat ik toen niet over mij heen kreeg, veel mensen schreven mij dat ik een vuile junk was, ik dacht alleen maar: dan is het heel realistisch geschreven. Fijne dag!
Ach zo, ik begrijp het. Neen, dat wist ik niet van die bijna-kernramp in Petten.
Ik kijk al uit naar je nieuwe verhalen. Je bent daar wel heel goed in. Je kan wel zien dat je voor een krant schreef. Wel jammer van die reacties die je toen kreeg, maar het is zoals je zegt: het is een teken dat het heel realistisch was. En ach, sommige mensen kunnen nu eenmaal geen fictie van realiteit onderscheiden.
Hartelijke groet X
Ze hebben dat ook heel erg stil proberen te houden, de stroom viel uit en dan was er een noodaggregaat, maar die deed het niet, er was voor dat moment een protocol, maar door slordigheid hing niks op zijn plaats, het fijne weet ik er niet meer van, maar gelukkig kwam er weer stroom en was het gevaar afgewend. Het is een groot probleem, ze rommelen er met afval, ze zijn de kluts kwijt en het bedrijf dat er lang veel geld aan verdiende, vertrekt op een dag met de buit en het afval is dan voor ons, het is niet te bevatten.
Dankjewel, ik zou er eigenlijk lessen voor moeten nemen, want het is een van de dingen die ik het liefste doe. De eerste krant waar ik voor schreef heeft me enorm geholpen, ik was niet zo goed in de Nederlandse taal en de hoofdredacteur zei: ik ken niemand met zo een pen als jij, maar je zou wel wat aan je Nederlands moeten doen en dat heb ik gedaan, naast mijn verpleegkundige opleiding die ik toen deed, ben ik ook weer naar de schoolbank gegaan en heb toen mijn Havo gehaald en daar kreeg ik later veel plezier van, omdat ik met dat diploma ook naar de Hoge school kon en de Universiteit, in wezen heeft het schrijven er voor gezorgd, dat ik altijd een mooie boterham had ondank tegenslagen en het schrijven zelf is mijn grote geluk dat ik zelf voortbreng. Kinderen en schrijven, mijn grote diamanten.
Kinderen en schrijven, je grote diamanten, wat zeg je dat weer mooi.
Ook ik maak me best zorgen. Wij wonen hier zowat tussen Doel (B) en Borsele (NL)… je mag er niet aan denken. Hoe sneller ze die krengen sluiten hoe liever.
Ja, wat een ellende he met die kerncentrales, in Nederland wilde ze juist een nieuw bouwen onder aanvoering van het CDA, maar toen gebeurde de ramp in Fukushima en al snel lag het plan in de la, maar het had niet veel gescheeld. Er gaat enorm veel geld in om, maar ze vergeten dat het opruimen van het afval niet mogelijk is en onbetaalbaar, in Petten hebben ze hoog en laag radioactief afval nooit gescheiden en het moet nog steeds naar een veiligere plaats, maar de vatten lekken, het is een enorm probleem en men probeert het stil te houden, maar is een tikkende tijdbom. Zo is ook mijn verhaal ontstaan, het leven dat gewoon door lijkt te gaan, maar een ramp voltrekt zich. Ik deel je zorgen.
Ik ben sowieso altijd tegenstander geweest omwille van het probleem met het kernafval.
En inderdaad… als er iets misgaat… dan zijn de gevolgen niet te overzien.
Ik herinner me Tsjernobyl. Mijn dochter was toen heel klein en speelde buiten toen ik het hoorde op de radio. Onmiddellijk haalde ik haar naar binnen. Toen hebben we toch ook angst en onrust gehad. Niet wetende wat de gevolgen eigenlijk waren en/of we resten radioactiviteit over ons heen kregen.
Ja, 1986, nou dat was me ook wat, ik dacht toen ook, mijn kinderen kunnen nu nooit meer lekker buiten spelen, we waren toen net verhuisd naar een grachtenpand met grote tuin en ineens was mijn geluk een beetje weg, maar mijn moeder hielp me uit de droom, ze vertelde dat dit vaker was voorgekomen, de melk mocht niet meer gedronken worden en meer van dat soort dingen en ik had dat toen nog nooit gehoord, voor mij was dit de eerste keer, maar dat was dus niet zo. Op 29 september 1957 mijn moeder was van mij in verwachting een ramp in het plaatje Kyschtym in de Sovjet-Unie, is tot nu toe naar we weten het meest besmette gebied op aarde.
Tjonge, dat is ook niet fraai. Er is nog zoveel dat we niet weten… dat we niet mogen weten.
Vaak kwam het pas na jaren aan het licht, maar nu kunnen we het zelf ook meten en daarom komt het eerder uit, er zijn veel rampen geweest, er is een schaal voor van 1 tot 7 waar 7 staat voor en grote ramp, Tsjernobyl was 7, die in Engelse was 5
Niet leuk natuurlijk.
Oh, ja dat van die melk kwam door een ongeluk in Engeland 1957,
Windscale minder erg dan die in Rusland maar toch behoorlijk.
Pfff…
Nou ik ga mijn bordje verder leegeten, het is te erg voor woorden, de eerste ramp die ik ook kon terugvinden was in Canada 1952 en toen dacht ik: de hele wereld is al vergeven van die troep, want we hebben natuurlijk ook de kernbommen gehad en het testen. Ik ga nu heel snel aan iets leuks denken, fijne avond! xxx
Smakelijk eten!
Dankjewel, het was zalig!
Oh, ja, die schaal is de Ines. xxxxxxx
Heb het filmpje over het Blok gezien, had het van morgen op mijn FB gezet.
Daar het ik nog opgezeten, toen was het nog de kleuter school. Hans
Ja, ik heb daar ook op school gezeten. Dus je had het al?
In een keer een vervolgverhaal van jou gelezen.
Je blijft een schrijfster.
Bewonderende groet,
Dankjewel, dat is lief.